Wie mijn schrijfcarrière in de gaten heeft gehouden, weet dat ik een nieuwkomer ben op de Nederlandse schrijfscene. Tot twee jaar terug had ik geen enkel idee van het bestaan van een fanatieke schrijfcommunity binnen de grenzen van onze kleine, koude landje. Een community waarin geschreven wordt, in de genres scifi, fantasy, horror, young adult… soms met literaire ambities – of moet ik zeggen: pretenties? – soms puur ter vermakelijke lectuur, maar altijd vol enthousiasme.
Nergens komt dat enthousiasme beter tot uiting dan op de Dag van het Fantastische Boek, een evenement dat al sinds jaar en dag wordt georganiseerd door de Stichting ter bevordering van het Fantastisch Genre. Afgelopen april was voor mij de tweede keer dat ik aanwezig was op deze dag, en nog meer dan op de vorige editie raakte ik geënthousiasmeerd door de hoeveelheid en verscheidenheid aan workshops, lezingen, voorstellingen en tig andere manieren om schrijvers en lezers en andere liefhebbers van het genre bijeen en met elkaar in gesprek te brengen. In een silent disco kon je luisteren naar korte, futuristische verhalen, bij Johan Klein-Haneveld kon je een workshop city-building volgen, in de grote zaal werd middels een voorstelling aandacht en sponsoring voor het crowdfund-project “De Wolfs Bestiarium” – een boek waar ik erg naar uitkijk! – geworven, en aan de bar was er een informele meet & greet met enkele van Nederlands bekendere genre-auteurs. De middag werd afgesloten met de Keynote speech van Naomi Novik, geroemd auteur van de Temeraire-serie, Uprooted en Spinning Silver.
*Novik sprak – vurig – over het belang van schrijven waar je van houdt. Ook als het fanfiction betreft.
Slechts een greep uit het programma, maar het laat wel zien hoe schrijvend Nederland op diverse wijzen aan de weg timmert om meer ruchtbaarheid aan het genre te geven. In die zin is de Dag van het Fantastisch Genre een schitterend evenement dat schrijvers en hun publiek kan verbinden en tot grotere hoogten kan brengen…
…echter…
..er was een keerzijde aan deze editie van De Dag. Een zwarte wolk die boven de festiviteiten hing. Een spanning die gevoeld werd, juist ook in de bewuste afwezigheid van een grote groep van het beoogde publiek. Kort tevoren was immers aangekondigd dat de Harland Romanprijs niet zou worden uitgereikt op de afsluiting van De Dag. De jury had immers geconstateerd dat er een tekort aan kwaliteit in de genomineerde boeken lag. En dus werden de vijf genomineerde schrijvers, hun publiek en hun achterban – inclusief uitgeverijen – te kakken gezet. In plaats van een uitreiking, werd ‘s middags een discussie ingelast over kwaliteit binnen het genre. Daar liepen de gemoederen wellicht niet zo hoog op als van tevoren werd gedacht, maar dat kwam ook door de afwezigheid van diegenen die zich het meest geschoffeerd voelden.
De onvrede – niet alleen over het al dan niet maken van een onderscheid tussen genre en literatuur, maar ook over hóé de jury en de organisatie met deze prijsuitreiking zijn omgesprongen – waren de hele dag voelbaar. Het was de olifant in de kamer. Dat zorgde weliswaar voor discussie (hoognodige discussie) maar ook voor een schitterend programma dat slechts mondjesmaat bezocht werd. En voor verdeeldheid. Waar De Dag juist hoort te verbinden.
Zelf heb ik niet met de gedachte gespeeld om mijn snor te drukken. Ik had naar de dag uitgekeken, naar de gelegenheid om met medeschrijvers te buurten, ideeën uit te wisselen en me te laten inspireren. En ik deed mee aan die ándere wedstrijd, die al sinds jaar en dag loopt en minder controverse met zich meebrengt: de Harland Verhalenwedstrijd.
Twee verhalen had ik weer ingezonden. En uit een kleine tweehonderd inzendingen werd ik het podium op geroepen, omdat ik me met niet één, maar beide verhalen in de top tien had geplaatst. Onder applaus van een bijna gevulde zaal nam ik vervolgens de tweede prijs – een fraaie bokaal vergezeld van een som geld – in ontvangst, en kwam er vervolgens in de borrel naderhand achter dat de jury – een andere jury dan die voor de romanprijs – bijna een dag lang had gediscussieerd over of mijn verhaal het verdiende om de eerste prijs te winnen, of toch de tweede. Mijn andere verhaal behaalde de vijfde plek.
*De top tien: zelf nam ik daarvan twee plekken in beslag. Daarnaast waren drie auteurs afwezig.
Natuurlijk was – en ben – ik ontzettend trots op dat resultaat. Op hoe ik de afgelopen jaren gegroeid ben als schrijver en hoe het me gegund is dat via verhalenwedstrijden als de Harland Verhalenwedstrijd te laten zien. Tegelijkertijd besef ik dat wij schrijvers in Nederland vooral elkaar bedienen – of juist tegenstaan. En als we ooit het publiek willen bereiken dat wij middels onze kwaliteiten (want die hebben we) verdienen, moeten we ons toch echt verenigen. Schrijvend Nederland, hoe fanatiek ook, is te klein voor die verdeeldheid.
*Terugtreinen na een lange dag: moe, licht verdeeld, maar toch voldaan.