De Medusa
5 juli 1860: al drie dagen lang beukt de zee tegen de zijkant van de Medusa: een Frans fregat met voorraden en bemanning aan boord voor een Franse post in Senegal. Vastgelopen op een zandbank door de onkunde van de kapitein. De golven dreigen het schip stuk te slaan, en met de hoop op redding voorbij besluit de kapitein over te gaan op evacuatie.
Het probleem: van de 400 opvarenden kan slechts zo’n 270 man in de reddingsboten gepropt worden.
De resterende bemanning – 146 man en één vrouw, om precies te zijn – neemt plaats op een in de afgelopen dagen aan elkaar getimmerd vlotwerk. De bedoeling is dat dit vlot door de reddingsboten vijftig kilometer op sleeptouw zal worden genomen, naar de kust van Afrika.
Wat volgt is de nachtmerrie waarop Théodore Géricault zijn macabere meesterwerk baseerde.
La Balsa de la Medusa is een olieverfschilderij van immense proporties: 490 cm hoog, 716 cm breed. Ter vergelijking: ‘onze’ Nachtwacht (of wat daar van over is) is slechts 363 cm hoog bij 437 cm breed.
Het macabere onderwerp van romanticus Théodore Géricault vereiste een lange periode van voorbereiding. Zoals iedere Fransoos was hij bekend met de tragiek die de 147 opvarenden van het vlot ten dele was gevallen. Hij had de verhalen over de incompetente kapitein, de muiterij, de stormen en zelfs de uiterste noodgreep tot kannibalisme gehoord.
Théodore Géricault ging verder in zijn voorbereidingen: hij sprak twee van de vijftien(!) overlevenden, en liet hen ieder gruwelijk detail opbaggeren. Hij ging naar mortuaria om schetsen van lijken te maken. Hij nam zelfs afgehakte ledematen mee naar zijn studio (men vraagt zich af waar hij die vandaan haalde) om te kijken hoe ze ontbonden!
Het resultaat liegt er niet om: een metershoog, metersbreed tafereel van ellende, ontbering, hoop en wanhoop. De uitgemergelde lijven, de ziekelijke kleuren, de sombere, dreigende luchten. Het slotstuk van een humanitaire ramp.
Natuurlijk: dé inspiratiebron voor de cover van mijn verhalenbundel, vrolijk ‘Zomerwoorden’ getiteld!
Het idee om dit morbide kunstwerk te gebruiken kwam geleidelijk: ik wilde in Zomerwoorden een topografisch onwaarschijnlijk beeld neerzetten, een luchtspiegeling, een raadsel van tijd en ruimte. Al vrij snel kwam het idee om het verhaal te starten met iemand die op het strand aanspoelt (om onduidelijke redenen) en zeiknat een motel binnenstrompelt. Diezelfde zee waar ze (ah kijk, een ‘ze’) zojuist uit voortkwam, wordt direct vergeten. Pas naarmate het verhaal vordert wordt duidelijk hoe belangrijk die zee eigenlijk is.
Een ander punt dat meespeelde was de continuïteit – in vormgeving – ten opzichte van Schemerwoorden. Naast de scherpe, pulpy stijl van Cavum Scriptorium was het voor mij belangrijk dat er ook weer een ensemble cast op de cover te zien zou zijn: de figuren uit de verhalen, éénmaal tezamen figurerend. Zodra ik wist dat de rode draad van de verhaal zich in en om het Motel Morgana zou gaan afspelen, was het idee voor de cover-illustratie geboren.
Maar dan…
Het heeft altijd iets spannends, je idee overbrengen aan een illustrator. Vooral als je zelf een helder beeld voor ogen hebt: in het beste geval wordt je verrast, in het ergste klopt jouw beeld gewoon nét niet. Met Cavum, illustrator van zowel Schemerwoorden als deze bundel, had ik dus al eerder gewerkt. Ik ken zijn proces, hoe we van schetsen naar een eindontwerp gaan. En in deze iteratie van onze samenwerking was ik weliswaar minder verrast door de uiteindelijke resultaten (bij Schemerwoorden had ik een minder duidelijk beeld voor ogen) maar wel heel blij met de specifieke uitwerking van het brede idee dat ik had.
Laten we er eens in duiken.
Kleur en compositie
Zowel kleur als compositie heeft Géricault heel weloverwogen gekozen: zijn kleurenpalet is donker, somber, met oker- en rood- en zwarttinten die overheersen. Hij gebruikte zelfs bitumen, een soort asfalt dat in eerste instantie een mooi glanzend zwart effect opleverde, maar met verloop der jaren grote delen van zijn doek zo verkleurde dat de afbeelding erop onzichtbaar werd.
Qua compositie: onderstaand beeld geeft een indruk van de dubbele piramide die door Géricault werd opgeworpen, met als éne staander de mast op een bed van lijken en stervenden, en de ander de overlevenden die met hun laatste krachten een schip aan de horizon toezwaaien: hoop en wanhoop, de twee pieken van Géricaults werk.
En dan, aan de horizon, de reden voor de hoop: een schip, een minieme stip waarvan onduidelijk is of die zich verwijdert of juist naderbij komt. Het kritieke moment: worden de drenkelingen gezien of genegeerd, gered of verdoemd?
Nieuwe drenkelingen
Voor Zomerwoorden wilde ik een aantal zaken aanpassen: de dubbele piek bleek too much voor een cover-illustratie: boeken zijn immers verticaal en niet horizontaal georiënteerd. Dus: één piek: mast en opvarende numero uno samen, hoop en wanhoop ineen.
Dan het kleurenpalet: het moest warmer, lichter, feller. Zomerwoorden, heet de bundel, dus wilde ik de sfeer oproepen van de brandende zon op zee, van papier dat door de zonnestralen verkleurd is. Van zoutafzettingen en zilt op de lippen.
Oh, en nog een ding: geen lijken. Ik wilde het een beetje vrolijk houden. De opvarenden hebben het zwaar gehad, maar zijn nog bij machte om de beproevingen te doorstaan die op hen wachten in Motel Morgana: want soms blijkt de redding een nachtmerrie.
Dan nog de touches van Cavum zelf: de ineengedoken politicus, te star om met verandering te kunnen dealen, en de generatie zero dame die al poserend op het wrakhout ligt. Details, maar niet onbelangrijk voor deze nieuwe generatie drenkelingen.
Zomerwoorden: verhalen voor onder de brandende zon.